Onkruidbestrijding

Onkruidbestrijding

Onkruiden als gastheren voor ziekten en plagen

Er zijn vele redenen om in onze tuinen aan onkruidbestrijding te doen: niet alleen maar omdat we de ruimte die ze in beslag nemen nodig hebben voor andere planten en omdat ze voedingsstoffen aan de bodem onttrekken; ook niet alleen maar omdat ze ‘de tuin een slordig aanzien geven, maar ook – en dat is een heel belangrijke zaak – omdat ze ziekten en plagen kunnen herbergen, vooral gedurende herfst en winter.

Insecten

In de eerste plaats zijn er de schadelijke insecten. Een belangrijke groep daarin zijn de bladluizen. Bij een onderzoek dat van 1963 tot 1972 in Engeland werd uitgevoerd bleek 40% van de in april onderzocht onkruidmonsters bladluizen te bevatten. Deze voeden zich met onkruiden voordat ze naar andere planten in de sier- of moestuin trekken. De Zwarte luis bijvoorbeeld kan overwinteren op Melganzevoet en Zwarte nachtschade om dan in de zomer over te stappen op bonen, bieten en spinazie.

Myrus persicae, de perzik- en aardappelluis (een van de 500! Bladluizen) overwintert op Vogelmuur, Klein kruikruid en Melganzevoet en tast sla en andere groenten aan. Zijn neefje Myrus ascalonius leeft op Weegbree en vergrijpt zich aan aardbeien en sjalotten. Volwassen bladluizen zuigen het celsap uit planten en belemmeren die daardoor in hun groei; ze maken dat bladeren zich oprollen of misvormd worden of dat er gallen ontstaan. Recent onderzoek heeft aangetoond dat ze ook virussen van de ene plant op de andere kunnen overbrengen.

Virussen

Tot de virusziekten behoort onder andere het slamozaïekvirus. Deze en andere mozaïekvirussen vinden een onderkomen in Vogelmuur, Klein kruiskruid, Melganzevoet en Herderstasje. Dan zijn er de nematoden en de schimmels. Nematoden worden ook wel bodemaaltjes genoemd; ze tasten vooral dingen aan als narcissenbollen, knoppen, bladeren en stengels. Ze worden als een secundaire aantasting beschouwd, omdat ze planten aantasten die al door andere organismen zijn beschadigd. Op die manier vergroten ze dus de aanvankelijke schade en kunnen de uiteindelijke ondergang van de aangetaste plant bewerkstellingen. U zult ze niet gemakkelijk te zien krijgen, want ze zijn microscopisch klein.

Sommige soorten leven in de grond rond wortels – vooral van grassen – en in deze wortels overwinteren ze dan, zelfs al is de plant zelf door de vorst gedood. Andere dringen droge zaden binnen. Ook hier zijn Vogelmuur, Klein kruiskruid en Melganzevoet de meest algemene gastheren, samen met Herderstasje, Varkensgras en Straatgras. Met elkaar zijn deze onkruiden verantwoordelijk voor het in leven blijven van nematoden die wortelgroenten, uien, sla, koolsoorten, aardbeien en zwarte bessen aantasten en in de bloementuin dahlia’s, riddersporen, phloxen, rozen, rudbeckia’s en ander kruidachtige planten.

Schimmels

Tenslotte zijn er dan de schadelijke schimmels, zoals die welke verantwoordelijk zijn voor de verwelkingsziekten, meeldauw in verschillende soorten, het vuur, verschillende roesten enzovoort. Klein kruiskruid kan voor al deze schimmels als gastheer optreden. Herik, Knopherik en andere kruisbloemigen en ook Witbol verlenen gastvrijheid aan de knolvoetschimmel, die koolsoorten en wortelgroenten aantast en sierplanten als muurbloemen en violieren.

Het aantal ziekten en plagen is enorm en het onderwerp daardoor zeer uitgebreid. Dit is dan ook ten delen nog een  slecht onderzocht gebied, speciaal voor wat betreft de vraag welke onklruiden door welke ziekten en plagen als tussengastheer worden gebruikt. Het enige dat we op deze plaats dan ook kunnen doen is de tuinier te wijzen op het bestaan van deze samenhang en hem er voor te waarschuwen dat onkruiden die ’s winters overblijven een reële bedreiging vormen voor de bloemen en groenten van de komende zomer. Die onkruiden moeten daarom niet ondergespit worden; wel kunnen ze zonder gevaar gecomposteerd worden of prijsgegeven aan het vuur.

Giftige onkruiden

Sommige onkruiden zijn giftig voor de mens; de een meer dan de ander. Sommige irriteren alleen de huid, andere kunnen dodelijk zijn al ze door kinderen of zelfs door volwassenen worden gegeten. De onderstaande lijst laat zien welke delen van de in dit boek beschreven onkruiden giftig zijn. De letter D geeft aan dat er dodelijke gevallen van bekend zijn, hoewel er meestal slechts vrij kleine hoeveelheden van de betreffende onkruiden waren gegeten.

 

Onkruid Giftige delen
Boterbloem Sap
Canadese fijnstraal Bladeren
Gevlekte scheerling Alle delen, vooral jonge bladeren en onrijpe vruchten (D)
Heggerank Wortel en bessen (D)
Hondspeterselie Alle delen (D)
Klimop Bladeren en bessen
Tuinwolfsmelk Alle delen
Wolfsmelksoorten Alle delen
Zwarte nachtschade Alle delen

 

De volgende soorten zijn in groene toestand schadelijk voor dieren, vooral grazend vee.

Giftige delen Giftige delen
Gewone klaproos Alle delen
Herik en knopherik Zaden
Jacobskruiskruid Alle delen
Klein kruiskruid Alle delen
Paardentaarten Mogelijk alle delen
Voederwikke en Smalbladige wikke Mogelijk alle delen
Witte klaver Mogelijk alle delen

 

Biologische en chemische bestrijding

We hebben het gehad over onkruiden die goede metgezellen zijn voor tuinplanten. Behalve deze vorm van ‘samenwonen’ of symbiose is er ook het tegenovergestelde (antibiose): men heeft ontdekt dat sommige tuinplanten onkruiden doden. De wortels van tomatenplanten bijvoorbeeld scheiden een stof uit die dodelijk is voor Kweek, zodat we door het kweken van tomaten dit lastige onkruid kunnen bestrijden. Oostindische kers doodt Paardenstaarten, zij het op andere wijze. Hier is het de strijd om het licht waar het om gaat: Paardenstaarten kunnen niet tegen schaduw en dat is nu juist wat door de Oost-Indische kers met zijn grote bladeren wordt veroorzaakt.  Ook onkruiden onderling voeren soms een moorddadige oorlog. De aanwezigheid van dode wortels van Dravik remt de groei van jonge Dravikplanten. Evenzo worden zaailingen van Canadese fijnstraal in hun groei geremd door de dode wortels van dezelfde soort. In dit geval is het wapen een bijproduct van de ontbinding. De grootste moordenaar is echter de uit Mexico afkomstige Tagetes minuta. Deze soort kan ondanks zijn naam wel 4 meter hoog worden en is daarmee de grootste soort uit dit geslacht. De aanduiding minuta slaat dan ook niet op de hoogte van de plant, maar op de geringe afmetingen van de bloemhoofdjes. (De naam Afrikanen die wij in ons land gebruiken voor de leden van het geslacht Tagetes is trouwens ook nogal vreemd voor planten die afkomstig zijn uit Mexico.) Nederlandse kwekers hebben ontdekt dat de genoemde soort hun Narcissenaaltjes om zeep hielp. In 1960 kwam een Engelse tuinman er achter dat Hondsdraf, Zevenblad en Windes verdwenen wanneer hij er de Reuzenafrikaan tussen ging kweken. Hetzelfde gold voor Kweek. Sindsdien hebben andere tuinlieden goede resultaten geboekt bij Weegbree, Herderstasje, Klein kruiskruid, Hondspeterselie, Zuringsoorten en Kruipende boterbloem. Later zijn aan deze lijst nog toegevoegd Paardenstaarten, Brandnetel, distels, Melganzenvoet en Zwarte nachtschade. (Noot van de vert.: van de gewone Afrikaantjes is bekend dat ze wortelluizen en andere ongewenste bodembewoners doden).

Er blijft nog heel wat kennis te vergaren op dit gebied. We hebben nog geen boek dat ons vertelt hoe we onze tuin onkruidvrij kunnen houden door bepaalde soorten aan te planten. We kunnen trouwens ook zo’n Reuzenafrikaan moeilijk in een rotstuin gebruiken waar hij de daar groeiende kleine plantjes letterlijk en figuurlijk zou overschaduwen. Voorlopig moeten we dus met de hand blijven wieden of een onkruidbestrijdingsmiddel gebruiken.

Wanneer we naar zo’n middel grijpen is het van groot belang het juiste te nemen. Er is bijvoorbeeld een groep middelen die speciaal grassen doodt en een andere die grassen juist ongemoeid laat. Er zijn ook middelen die nog selectiever te werk gaan en slechts een kleine groep planten doden. De zogenoemde niet-selectieve middelen daarentegen doden alle planten die ermee in aanraking komen en worden dan ook gebruikt op paden, oprijlanen en dergelijke.

De eerste stap die u moet zetten als u onkruiden wilt gaan bestrijden is er achter te komen om welke soorten onkruiden het gaat. Er verschijnen steeds nieuwe middelen op de markt en andere worden uit de handel genomen. Bovendien zijn dezelfde middelen vaak onder verschillende merknamen te koop. Daarom is er van afgezien dit boek een lijst met namen van onkruidbestrijdingsmiddelen op te nemen. Het is van groot belang altijd de volgende algemene voorschriften op te volgen:

–          Bewaar alle bestrijdingsmiddelen buiten het bereik van kinderen, in een kist of kast die op slot zit;

–          Volg de aanwijzingen van de fabrikant nauwkeurig op;

–          Gieters, sproeiers, maatbekers en dergelijke die u voor bestrijdingsmiddelen gebruikt moet u uitsluitend dáárvoor en voor niets anders gebruiken;

–          Was na gebruik van bestrijdingsmiddelen steeds gezicht en handen;

–          Sproei niet op een winderige dag of bij felle zon;

–          Sproei niet in de nabijheid van een vijver, sloot of ander waterpartij.

Onkruiden die verbrand moeten worden

Praktisch alle onkruiden kunnen tot compost verwerkt worden, zelfs beruchte als Kweek met zijn ondergrondse uitlopers – mits de composthoop voldoende warm wordt (60 °C). Maar zoals met alle regels zijn ook hier uitzonderingen. De volgende moeten verbrand worden:

–          Onkruiden met wortelknolletjes, zoals Speenkruid;

–          Onkruiden die duidelijk doorziekte zijn aangetast;

–          Onkruiden die behandeld zijn met chemische onkruid- of insectenbestrijdingsmiddelen;

–          Mos;

–          Klimop;

–          Braamstruiken;

–          Zwammen;

–          Maaisel van gras dat behandeld is met een onkruidbestrijdingsmiddel;

–          Graszoden;

–          Stelen van distels, spruitkool en andere koolsoorten, tenzij ze in fijne stukken zijn verdeeld.

Mocht uw composthoop niet warm genoeg worden, verbrand dan ook de volgende, aangezien ze niet makkelijk of snel verteren:

–          Onkruiden die zaad gezet hebben;

–          Wortelstokken en andere ondergrondse delen van onkruiden als Kweek, Zevenblad, Windes, Paardestaarten en Kruipende boterbloem;

–          Knollen en penwortels van bijvoorbeeld Fluitekruid, Bereklauw en Gevlekte scheerling.

Sommige onkruiden kunnen parasieten herbergen. De volgende zijn in dat opzicht berucht:

Echte witbol Straatgras
Herderstasje Varkensgras
Herik Vogelmuur
Klein kruiskruid Weegbreesoorten
Knopherik Witte krodde
Melganzevoet Zwarte nachtschade

Deze moeten allemaal verbrand worden. Maar sommige van deze onkruiden bevatten wel waardevolle voedingsstoffen en andere mineralen. De keus is dus óf ze te composteren om deze stoffen te behouden óf ze te vernietigen omdat ze ziekten kunnen overbrengen. Planten die ’s  winters in leven blijven zullen eerder dan andere dienst doen als verblijfplaats voor ongedierte dat op die manier de slechte tijd kan doorkomen. Zelfs een enkel exemplaar van Klein kruiskruid of Vogelmuur moet daarom in de herfst uit de tuin verwijderd worden. De soorten die de Knolvoetschimmel kunnen huisvesten (Knopherik en andere kruisbloemigen) moeten zonder dralen verbrand worden.

Als u in onzekerheid verkeert wat u moet doen is het beter te verbranden dan later spijt te hebben. As is een uitstekende toevoeging aan grond (behalve bij Muntsoorten). Als u er wat van om een rozestruik strooit werkt dat als een schoonheidsbehandeling. Het is ook een goede aanvulling op de composthoop. Dus niet alles wat is verbrand is verloren.

Bestrijding in vijvers en gazons

Een vijver of een ander stuk water, hoe klein ook, maakt iedere tuin interessanter. Niet alleen is er het steeds wisselende spel van de weerspiegelingen in het water, ook kunnen er langs de rand van het water allerlei aardige vochtminnende planten groeien. En ook in het water zelf laat u natuurlijk planten groeien: vissen hebben die nodig voor voedsel en beschutting. Maar helaas, deze waterplanten hebben de neiging zich te gedragen als onkruiden, doordat ze zich vermenigvuldigen tot er geen vierkante centimeters water meer te zien is.

Er zijn middelen te koop om waterplanten te bestrijden, maar deze komen voor amateurs niet in amateurs niet in aanmerking. Verwijderen met de hand is het best; lukt het op die manier niet, dan kunt u bijvoorbeeld contact opnemen met de Planteziektenkundige Dienst (kantoren onder andere in Boskoop, Naaldwijk, Zaltbommel, Wageningen) of met de gemeentelijke Plantsoenendienst. De meeste last wordt veroorzaakt door de drijvende soorten Klein kroos (Lemna minor), Puntkroos (Lemna trisulca) en Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae) en door enkele ondergedoken soorten als Vederkruid (Myriophyllum), Brede waterpest (Elodea canadensis) en Waterranonkels (Ranunculus). Dan is er ook nog het zogenaamde Flap, dat wordt veroorzaakt door verschillende algen. Dit moet zo spoedig mogelijk verwijderd worden omdat vissen die erin terechtkomen er soms niet meer uit kunnen en daardoor een voortijdige door sterven. Gazons zijn gemakkelijk te behandelen met behulp van de verschillende selectieve bestrijdingsmiddelen voor nieuwe gazons en bestaande gazons, de speciale middelen tegen Mos, Klaver, Ereprijs enzovoort. Het juiste tijdstip van toepassen is belangrijk: een nieuw gazon moet behandeld worden wanneer de eerste onkruidzaailingen zich goed ontwikkeld hebben, meestal zo’n vier weken na het zaaien, en bespuiten moet alleen gebeuren als de grond vochtig is. De onkruiden waarvan u waarschijnlijk de meeste last zult hebben zijn Duizendblad, Vogelmuur en aanverwanten, Klaversoorten, Ereprijs, Madeliefje, Paardenbloem, Varkensgras, Weegbree, Schapezuring, Kruipende boterbloem, Zilverschoon en Hopklaver.

Ook bij het kopen van een onkruidbestrijdingsmiddel voor het gazon moet u eerst weten welke onkruiden u precies wilt bestrijden. Pas dan kunt u er zeker van zijn het juiste middel aan te schaffen.